Auke Visser´s ESSO Tankvaart Mij. Site     |   home
IN MEMORIAM ( 1914-1918 & 1940-1945 )
1940 - IN MEMORIAM - 1945
(Only in Dutch)
Het gedenkteken.

PLECHTIGE ONTHULLING VAN HET GEDENKTEKEN VOOR HEN DIE AAN DIE STANDARD A.P.C. EN HAAR NEVEN-
ORGANISATIES IN NEDERLAND DOOR DE OORLOGSOMSTANDIGHEDEN ZIJN ONTVALLEN.

De vierde Mei is de dag waarop in Nederland onze oorlogsslachtoffers worden herdacht. Toen de Standard A.P.C. had besloten
een gedenkteken in de hal van het Esso-gebouw op te richten voor de leden van haar personeel en dat van haar nevenorganisaties,
werd daarom de datum 4 Mei 1949 gekozen voor de onthulling.
2 Jonge officieren van onze tankvloot onthullen het gedenkteken.

De naaste familieleden van de omgekomenen waren uitgenodigd op deze dag bij de plechtigheid aanwezig te zijn. In de grote
hal waren zitplaatsen gemaakt voor de familieleden en voor deputaties uit alle groepen van het personeel uit alle delen van het land.
De hal was op sobere wijze met tapijten en palmen aangekleed, terwijl twee jonge officieren van onze tankvloot ter weerszijde
van het gedenkteken de wacht hadden betrokken.

Eresaluut.

Precies om half drie ving de plechtigheid aan met stemmige muziek, welke werd uitgevoerd door de violist WilIem Noske, begeleid
door Mevr. Noske-Friedlander.
Hierna sprak de oudste directeur onzer Maatschappij, de heer B. Klaare, de volgende redevoering uit:

De Nationale Herdenkingsdag betekent voor geheel Nederland een terugblik op het gruwelijk drama, dat zich van 10 Mei 1940 tot en met
4 Mei 1945 in ons Vaderland heeft afgespeeld.
Het is een dag gewijd aan de herinnering aan wat wij in de sleur van het dagelijks leven, gelukkig aan de ene kant, zo gemakkelijk
vergeten, vaak willen en moeten vergeten, omdat de toekomst anders. te zwaar zou lijken, een herinnering aan het ogenblik, dat ons
vaderland onder de voet werd gelopen, onze nationale vrijheid verloren ging en een tijd van angst, leed en ontbering aanbrak, waarvan
wij nu nog dikwijls nauwelijks kunnen geloven, dat het geen boze droom is geweest. Wij allen, zoals wij hier tezamen zijn gekomen,
weten echter wel beter.

Niet alleen, dat vanmiddag hier de nabestaanden aanwezig zijn van 37 leden van ons personeel, die als gevolg van oorlogsomstandigheden
het teven lieten, er zal vrijwel niemand onder ons zijn, die niet het verlies heeft te betreuren van een familielid, vriend of goede bekende of
niet op andere tragische wijze het oorlogsleed van nabij heeft teren kennen.
Er zit voor ons een diepe betekenis in zulk een dag. Ongeacht welke godsdienstige of politieke overtuiging men ook bezit of welke
levensbeschouwing men ook is toegedaan, ieder weldenkend Nederlander zal er dankbaar voor zijn, dat hem door de instelling van zulk
een Herdenkingsdag niet alleen de gelegenheid wordt geschonken, maar dat hij er als het ware toe gedwongen wordt, om zich deze
vreselijke oorlogsjaren weer voor de geest te roepen en in gedachten opnieuw deze dieptepunten in ons nationale en familieleven te passeren.
Er hebben zich in deze jaren verschrikkelijke gebeurtenissen voorgedaan. Er zijn er, ook onder ons, die have en goed hebben verloren,
velen zijn verminkt of voor hun leven invalide geworden, er is in geestelijk opzicht nameloos geleden, maar de grootste tot, die van een
mens geheven kan worden, is toch die, dat hij van menselijk standpunt bezien te jong, te vroegtijdig het leven moet verliezen. En voor
zijn of haar naaste omgeving is zulk een heengaan een verlies, dat dikwijls nooit meer goed te maken is, in materieel opzicht, maar nog
veel meer door het verder gemis van liefde, hartelijkheid, toewijding, steun en zoveel andere dingen, die het leven mooi maken, waard
om geleefd te worden. Hoeveel blijdschap, onbezorgdheid is niet uit vele huisgezinnen met het heengaan van hen, die ons na stonden,
voorgoed verdwenen.

Ik wilde, dat ik in staat was om voor een ieder onder ons, die zulks van node heeft, woorden van troost en bemoediging te vinden. Maar
ik weet, dat mijn krachten daartoe te kort schieten. Zelfs al zouden wij elkaar persoonlijk van zeer nabij kennen, dan nog kan een lege
plaats in een gezin nimmer met woorden worden aangevuld.
Maar indien gedachten en gevoelens van invloed en in staat kunnen zijn het verdriet om gemis enigszins te lenigen, weest er dan van
overtuigd, dat wij allen in onze Maatschappij met haar nevenvertakkingen de nagedachtenis eren van diegenen onder ons, die
niet meer terugkeerden.
Wij hebben aan deze gevoelens reeds lang uiting witten geven door, gelijk reeds elders in vele gevallen geschiedde, op een passende plaats
een eenvoudig gedenkteken op te richten, waarop de namen vermeld staan van onze medewerkers, die omkwamen en wij meenden, ben
dit voornemen ten slotte ten uitvoer kon
worden gelegd, geen betere datum voor de onthullingsplechtigheid te kunnen vaststellen dan de Nationale Herdenkingsdag, waarvan ik
zo juist getracht heb de betekenis nog eens te doen uitkomen.

De heer B. Klaare legt een krans namens de Directie de Standaard A.P.C.

De 37 employés van onze organisatie, wier namen U zo straks op het gedenkteken vermeld zult zien, zijn bijna allen in den
vreemde omgekomen.

Vijf en twintig van hen behoorden tot de opvarenden van de "Den Haag”, welk schip de 15 de Februari 1940 in de Atlantische Oceaan
door een Duitse onderzeeboot werd getorpedeerd.
Historisch bezien is deze gebeurtenis dus in feite niet te rangschikken onder de verliezen, welke Nederland en onze maatschappij
heeft geleden in het tijdvak, waarin Nederland zich officieel in oorlogstoestand bevond, maar waar zij toch als slachtoffer zijn gevallen
ten gevolge van oorlogshandelingen, welke gericht waren tegen onze latere geallieerden en wij in ieder geval hun namen aan de vergetelheid
hebben willen ontrukken om onze herinnering aan hen levendig te houden, hebben wij het juist nodig geoordeeld hen met de
anderen te vermelden.
Niemand in onze Maatschappij, die uit hoofde van zijn werkkring de bijzonderheden van deze rampspoedige gebeurtenis op de voet
gevolgd heeft, zal ooit deze 15 de Februari 1940 vergeten, de dag, waarop tevergeefs gewacht werd op het gebruikelijke telegram,
waarmede onze schepen hun positie om 12.00 `s middags plachten te seinen. Het laatste telegram, hetwelk van de "Den Haag”
ontvangen werd, was gedagtekend: 14 Februari en bevatte de mededeling. "Alles wel. Zijn op de 19 de Februari in de Downs.
Snelheid 6 knopen”.
Het ergste werd, ik zou bijna zeggen natuurlijk, nog niet gevreesd. Aanvankelijk dacht men aan een storing, maar toen na herhaalde
oproepen nog steeds geen antwoord werd ontvangen en een tweede, derde en vierde dag in onheilspellende stilte verstreek, kon men
niet anders dan zich voorbereiden op een ramp, waarvan de tijding eerst 6 dagen later ontvangen werd in de vorm van het telegrafisch
bericht, dat een omgekeerde reddingssloep van de "Den Haag” op de Engelse kust bij Lizard was aangespoeld, later gevolgd door de
mededeling, dat dertien opvarenden, waaronder de kapitein C. Wijker en de hoofdmachinist S. Verbeek, na 75 uur in een reddingsboot
te hebben doorgebracht, door een Engels schip gered werden en naar Londen waren gebracht. Zes en twintig opvarenden, waarvan
vijf en twintig tot onze organisatie behoorden, verloren bij deze scheepsramp het leven.

Deze mannen herdenken wij met grote weemoed. Zij zijn in de voile bloei van het leven weggerukt, midden uit hun werk, dat mooie,
mannelijk beroep der zeevarenden, waarmede wij Nederlanders ons zo één gevoelen, onze Hollandse zeelieden, die zulke roemrijke
bladzijden hebben geschreven in de geschiedenis van de Nederlandse zeescheepvaart.

Ruim twee jaar later ging de "Amsterdam” onder bevel van de gezagvoerder H. Schol op 16 April 1942 in de Caribische Zee ten onder,
na tweemaal door een torpedo te zijn getroffen en waarbij wederom vier man het leven verloren, waarvan één tot onze employés behoorde,
nadat enkele weken tevoren reeds een lid der bemanning door een tragisch ongeval te New York was omgekomen. De geredden
werden nog diezelfde dag door een Joegoslavisch schip aan boord genomen en de volgende dag te Port of Spain aan land gezet.
Het derde schip van onze vloot, het m.s. "Rotterdam” onder commando van kapitein W. de Raat, evenals de "Amsterdam” reeds op 13
April 1940 van Rotterdam naar Aruba vertrokken, vond tenslotte zijn graf eveneens in de golven der Caribische Zee op 28 Augustus 1942.
Van de 47 opvarenden werden 37 man enkele uren later door een Amerikaanse oorlogsbodem overgenomen, maar 10 leden der
bemanning, waaronder drie leden onzer organisatie, hebben deze ramp niet overleefd.
De "Amsterdam” en "Rotterdam” hebben ongeveer twee jaren in gealleerde dienst gevaren. Wanneer men nu nog eens de rapporten
doorbladert en zich de lotgevallen dezer twee schepen gedurende deze tijd uit de sobere en onopgesmukte verslagen der gezagvoerders
voor de geest tracht te halen, indien men zich voorstelt hoe de bemanningen bij nacht en ontij, des nachts in volstagen duisternis,
hun plicht, ver van huis, ver van het vaderland, hebben vervuld, daarbij hun teven veil hadden en in de zo juist genoemde gevallen ook hebben
geofferd, als men nagaat, hoe de gezagvoerders, na nauwelijks voet op vreemde bodem te hebben gezet, hun superieuren telegrafisch
het verlies van hun schip meldden en om instructies vroegen en als deze niet snel genoeg kwamen, opnieuw seinden, dan kan men zich
een denkbeeld vormen, wat deze mannen, ongezien en bijna ongeweten, in den vreemde voor Nederland hebben verricht.

Ik kan niet nalaten U enkele passages uit zulk een rapport voor te lezen en wel dat van kapitein Schol van de "Amsterdam”, welk schip
met  de "Rotterdam” onder kapitein de Raat, op 10 Mei in Aruba lag.

“Vernamen tot onze schrik op 10 Mei te 8.00 v.m. door de radio omroep, dat de Duitschers 's nachts ons land waren binnengevallen
en ontvingen even later een codetelegram van de Nederlandsche Regering, waarin ons werd mede gedeeld, dat wij ons op voet van oorlog
met Duitschland bevonden. Men verzocht ons de dichtst bijzijnde neutrale haven binnen te loopen en de geheime instructies op te volgen.
Sprak de bemanning toe, deelde hun den inhoud der ontvangen berichten mede en verzocht aller medewerking voor de naaste toekomst.
In den namiddag werd scheepsraad gehouden. Van de "Rotterdam” kwamen over de gezagvoerder, hoofdmachinist en den 2den
stuurman, van de "Amsterdam” waren aanwezig de gezagvoerder, hoofdmachinist, 1e en 2e stuurman. Besproken den algemenen toestand,
ontvangen telegrammen, inhoud geheime instructies en de te volgen gedragslijn. Kennis werd genomen van de mededeling, dat de
Nederlandsche zeeschepen gebruikt zouden worden voor de bevrijding van Nederland. Besloten daartoe al onze krachten en kennis
in te spannen en het belang van de maatschappij, voor zoover dit in ons bereik was, steeds voor oogen te houden. Maakten een
aanvang  om de "Amsterdam” in de grijze oorlogskleur te brengen.”

Vandaag is een dag van rouw. Morgen is het onze Nationale Feestdag. Laten wij nooit vergeten, dat deze feestdag slechts mogelijk is
geworden door de offers die door zo velen gebracht zijn, waaronder ook die van onze door mij zo juist herdachte employés.

Maar wij zijn helaas nog niet aan het einde van onze droeve lijst. Nog 7 geëmployeerden zouden volgen.
Op 8 Maart 1944 werd bij een bombardement onze chauffeur, de heer van der Zwaan, dodelijk getroffen, terwijl in de herfst van hetzelfde jaar
drie employés van onze Drukkerij hetzelfde lot ondergingen.

Ondanks de beperkte activiteit van onze maatschappij gedurende de oorlog oefenden zij nog dagelijks hun taak uit in gebieden, die de
bijzondere belangstelling der oorlog voerenden hadden. Hun verscheiden vond plaats in een tijd, waarin ons land reeds grote verschrikkingen
en veel leed had moeten ondergaan en achteraf bezien, verwondert men zich er misschien over, dat niettegenstaande at onze droeve
ervaringen deze noodlotstijdingen toch destijds telkens zulk een diepe indruk op ons vermochten te maken. Was het omdat wij de
vrijheid reeds zagen dagen en wij beseften, dat de bevrijding voor hen te laat zou komen? Was het omdat wij hoopten, dat weldra de dag
zou aanbreken, waarop wij weer aan het werk zouden kunnen tijgen en wij deze trouwe medewerkers dan niet meer in onze gelederen
zouden terugvinden?
Een ander lid van ons personeel, een jeugdig bediende van onze afdeling Boekhouding is als slachtoffer van de zo bekende ramp in het
Bezuidenhout in den Haag met honderden anderen gevallen, terwijl hij zijn plicht deed bij de luchtbeschermingsdienst. Vooral de Hagenaars
onder ons zullen nimmer de verschrikkingen van deze derde Maart 1945 vergeten.

Onze employés de heren van den Oever en Rudelsheim ten slotte gedenken wij heden als slachtoffers van hun politieke en godsdienstige
overtuigingen, welke bun ten prooi deed vallen aan de vervolgingswoede van onze gehate onderdrukkers. Beiden zijn uit het Vaderland
weggevoerd en in den vreemde omgekomen.
Het doet me oprecht leed, indien ik heden weer zo vele oude, pijnlijke herinneringen heb wakker geroepen, maar het heeft toch niet
anders gekund, nu wij U hedenmiddag hebben uitgenodigd tot het bijwonen van de plechtige onthulling van het gedenkteken, dat wij hebben
willen oprichten als een nederige hulde aan de nagedachtenis van diegenen onzer employés, die ook voor ons, het hoogste gaven,
wat wij hadden: hun leven.
Moge ik thans aan deze twee officieren van onze vloot verzoeken de gordijnen terzijde te willen schuiven om daarmede het gedenkteken,
dat ter ere van de gevallenen is opgericht, te onthullen. Bij de beëindiging dezer plechtigheid en na de kranslegging zult U langs het gedenkteken
kunnen voorbijtrekken en de gelegenheid vinden de bloemen, die sommigen Uwer misschien hebben medegebracht, aan de voet neer te leggen.

Tenslotte deel ik U nog mede, dat wij hedenmorgen telegrammen hebben ontvangen van de opvarenden van onze tankschepen, die zich alle
op zee bevinden en zich slechts door enkele officieren en oud-officieren vanmiddag hebben kunnen doen vertegenwoordigen, dat zij deze ure
in gedachten bij ons zijn en een stille groet brengen aan de nagedachtenis van hen, wier namen op de gedenkplaat zijn vermeld.
Nadat de officieren het gordijn voor het monument hadden weggeschoven werden onder de tonen van passende muziek kransen en
bloemen aan de voet neergelegd.
De heer B. Klaare legde een krans namens de Directie der Standard A.P.C. en een bloemstuk namens de Amerikaanse Ambassade,
waarvan de kantoren in ons gebouw zijn gevestigd. De heer B. Klaare deed dit laatste op verzoek van de Ambassadeur, de heer Herman
Baruch, daar deze op dit ogenblik verhinderd was aanwezig te zijn. Kort na de plechtigheid heeft de Ambassadeur nog persoonlijk zijn
eerbied bij het monument betoond.
Jonkheer H. v. Karnebeek, Directeur van de Standard Vacuum Petroleum Maatschappij legde een krans namens deze Maatschappij.

Vervolgens werden kransen aan de voet van het monument gelegd door:
de heer H. J. Bos, Directeur van de Petroleum Industrie Maatschappij, de rederij van de tankvloot;
de heer I. J. Blok, Directeur van Entrepot Pernis;
de heer W. Soetekow, de oudste employé, namens het gezamenlijke personeel.

Namens de opvarenden van de zeeschepen werden bloemstukken gelegd door:
de heer H. Schol, kapitein van de "Esso Rotterdam”;
de heer C. Wijker, gepensioneerd kapitein, namens de "Esso Amsterdam”;
de heer S. Verbeek, hoofdmachinist van de getorpedeerde "Den Haag” namens de bemanning van de "Esso den Haag”.

Uit naam van de opvarenden van de "Esso Rotterdam" legde de gezagvoerder H. Schol een bloemstuk aan de voet van het gedenkteken.

Tenslotte maakten alle aanwezigen van de gelegenheid gebruik door het defileren langs het gedenkteken een stille hulde te brengen aan
hen die werden herdacht.
Hiermede was de plechtigheid, welke op de aanwezigen een diepe indruk heeft gemaakt, ten einde.

Namen van hen die vielen :

C. M. van den Berg

R. Beukenkamp

B. H. Beyersbergen

N. J. Braxhoofde

F. Bronkhorst

L. J. L. Harms

W. de Heer

H. A. de Haag

C. van der Horst

P. Huyser

D. de Jager

W. M. Kramer

L. van der Kroon

F. van der Meer

C. van Millingen

C. Nauta

C. van den Oever

C. van der Plas

A. J. Pars

M. Pronk

J. van der Pijl

K. van der Pijl

W. A. de Romph

C. de Raa

S. L. Rudelsheim

S. van Schoonhoven

P. Sleeking

C. Spaans

A. Stam

J. H. Uilenbroek

C. Verhaeven

K. Verwey

B. Vons

A. van der Voorde

G. H. Wickerhoff

J. A. van Wieringen

W. van der Zwaan

Bloemenhulde bij het gedenkteken.