Esso-raffinaderij aan de Botlek in bedrijf
Optimisme over expansiemogelijkheden
Grootste buitenlandse investering ooit in één projekt belegd
(Van onze Haagse korrespondent)
In overleg met de regering nam Esso Nederland In 1956 het besluit aan de zuidelijke oever van de Nieuwe Waterweg een nieuwe raffinaderij te bouwen: de Esso Raffinaderij Rotterdam. Vanmorgen heeft de minister van Economische Zaken, drs. J. W. de Pous, dit gigantische bedrijf in gebruik gesteld In tegenwoordigheid van onder meer prins Bernhard, die later een monument voor het admi-nistrattegebouw onthulde, en de vice-president van de Standard 0il Company (New Jersey), de heer Lamont. Van een (69-jarige) grote verkoop-maatschappij met een bescheiden rederij is Esso Nederland NV met deze fabriek uitgegroeid tot één van Nederlands grootste industriële onderne-mingen, die de beschikking heeft over een rederij met een vloot van straks ook moderne super tankschepen. Volgend jaar wordt bij Verolme immers de kiel gelegd voor Nederlands grootste vrachtschip, de 77.000 ton metende „Esso Z" waarvan ook voor New Jersey twee zullen worden gebouwd. In de raffinaderij werd een bedrag geinvesteerd van plusminus 200 miljoen gulden, een bedrag van ongeveer Fl 300.000 per werkdag gedurende de bouwtijd .... Het is de grootste buiten-landse investering, die ooit in één Nederlandse projekt werd belegd.
Wanneer men bedenkt, dat met het scheepsbouwprogramma nog eens een investering van 150 miljoen gulden gemoeid is en nog meer dan de helft van het terrein aan de Botlek beschikbaar is voor uitbreiding van het bedrijf, kan zonder meer worden vastgesteld, dat Esso Nederland NV een bijzonder opvallende bij-drage levert in de Nederlandse ekonomie en tot de industriële expansie van ons dichtbevolkte land, De kapaciteit van de nieuwe raffinaderij is niet minder dan 95.000 vaten olie per dag. Van deze dagproduktie kan een auto, die een verbruik heeft van 1 : 10, 450 maal de aardbol omrijden. Al is dit de grootste raffinaderij van het Europese kontinent, in Amerika werd vorig jaar een Esso-fabriek in gebruik genomen met een dag-kapacitcit van 125.000 vaten.
Voorafgaande aan de opening heeft de heer C.R. Smit. president-direkteur van Esso Nederland NV ons ver-teld optimistisch te zijn ten aanzien van de toekomst. „De ekonomen voorzien in de volgende vijf jaar een toename van het binnenlandse energieverbruik van bijna 34 miljoen ton steenkool-equivalent In 1960 tot rond 38 miljoen ton steenkool-equivalent in 1965. Aangezien onze mijnen reeds op volle kapaciteit werken en bo-vendien in de gemeenschappelijke markt niet voldoende kolen op ekonomische wijze kunnen worden voort-gebracht om aan de toenemende behoefte te voldoen, zal deze toename wel voornamelijk worden opge-vangen door de oliemaatschappijen", aldus de heer Smit, die er verder op wees, dat het energieverbruik per inwoner een nauwkeurige reflektie is van de levensstandaard. Hoe hoger deze is, hoe hoger ook het ener-gieverbruik zal zijn.
Met zorg ziet de heer Smit het streven van de Franse regering om door middel van protektionistische maat-regelen in West-Europa een voorkeurspositie te scheppen voor olie uit de Sahara. „Als dit sukses zou heb-ben, dan zou dit in het nadeel zijn van de industriëleontwikkeling van de Euromarkt-landen, maar ook in het nadeel van de Europese konsument", aldus deze woordvoerder, die eveneens in het streven om te komen tot een gemeenschappelijk Europees energiebeleid gevaren ziet schuilen, wanneer wordt uitgegaan van het principe de Europese kolenproducenten te beschermen tegen de konkurrentie van de oliemaatschappijen.
Volgens de heer Smit zal bij een vrije markt zo'n snelle expansie van het energieverbruik optreden, dat er vol-
doende vraag zal zijn naar kolen, voor zover die ekonomisch worden gewonnen. Onjuist noemde hij het standpunt, dat wij ook de onekonomische Europese mijnen, vanwege de veiligheid van de Europese energievoor-ziening, in stand moeten houden. De krisis heeft indertijd aangetoond in hoe korte tijd West-Europa zich kan redden zonder dat het ekonomische patroon in grote mate ontwricht wordt. Sedertdien is bovendien de toestand nog beduidend in ons voordeel gewijzigd, doordat in Libië en Algerië rijke olievelden zijn gevonden, direkt ten zuiden van ons kontinent, zodat we eventueel niet meer afhankelijk zijn van langere zeeroutes naar het Midden-Oosten via het Suezkanaal. Daarenboven zijn nieuwe, rijke olielagen aange-boord in Canada en Alaska, terwijl in Venezuela zelfs sprake is van een overaanbod van crude. Mede op grond van een huidig surplus aan tankertonnage, acht de heer Smit de olie-aanvoer van West-Europa verze-kerd, wanneer het bestaande vervoerspatroon op korte termijn zou dienen te worden gewijzigd.
Wat de vooruitzichten op de nationale oliemarkt betreft, voorziet de heer Smit, dat het verbruik van petro-leum-produkten de komende vijf jaar met een derde zal toenemen. Bovendien komt steeds meer de nadruk te liggen op het zware produkt en op het uiterst lichte en speciale produkt als basis van de petrochemie. Ondanks de voortgaande stijging in het verbruik van benzine, diesel- en gasoliën, smeermiddelen, asfalt enz. zal het verbruik van zware en middelzware oliën dat van lichte steeds meer gaan overtreffen. In 1959 was het totale verbruik van alle stookoliën en huisbrandoliën in Nederland reeds 2,3 maal zo groot als dat van diesel-olie en benzine voor het wegverkeer. In 1965 zal dit verbruik, volgens de heer Smit, naar schatting 2.8 maal zo groot zijn.
|