Auke Visser´s ESSO Tankvaart Mij. Site     |   home
ETM-nieuwtjes uit de Essofoon
Essofoon - 1948 Nrs 7 - 12
Nr. 7 - 1948

EERHERSTEL
Schipper Bothof van de Esso-HolIand 56 zond ons een lange brief. Hij was bang, dat de lezers uit het verslag in No. 4 van ons
blad de indruk zouden hebben gekregen, dat onze schippers in de winter „een lijn" hebben. Wij hebben immers geschreven:
,,We varen door tot het donker wordl".
Opmerkingen in deze richting hebben wij echter nog uit geen enkele hoek gehoord. Weest gerust, schippers. De herinnering
aan de strenge winter van '46 - '47 ligt vers in ons geheugen en iedere Esso-man of vrouw weet nog precies welke enorme
prestaties onze schippers toen hebben geleverd. Toen hadden ze wel wat anders te doen dan met een horloge in de hand te
letten op het aantal arbeidsuren.

Esso Holland 54
Prettiger was dat hij ons aan het eind van zijn brief toch nog een „Avontuur" kon melden. We kennen allemaal die beruchte
zwijgzaamheid van varenslieden en wanneer er dan zo'n brutale verslaggever plotseling op je dak komt, die je allerlei sïerke
verhalen wil laten vertellen, schud je als goed schipper je hoofd en zegt: „Nooit wat meegemaakt".
Het verhaal dat hij ons achteraf toestuurt is echter te interessant om het de lezers te onthouden en wij nemen het daarom
hieronder in zijn geheel op.
Komende van Leeuwarden arriveerde ik op een Vrijdag in de Lemmer. De bedoeling was om de volgende morgen de reis te
vervolgen naar Amsterdam. De ,,EH 51" welke toendertijd vletwerk verrichtte uit de ,,EH l", lag toevallig ook in de Lemmer.
Schipper Weinreich zou met zijn 2e knecht met de beurt naar huis gaan en om vroeg in Amsterdam te zijn, spraken wij af,
dat zij met mij zouden meevaren, daar de Lemmerboot eerst laat vertrok. Toen ik dan 's morgens vroeg aan dek kwam, stond
er een stevig briesje wind en de lucht stond niet al te best, maar het was vaarbaar weer en na alles voor alle zekerheid te heb-
ben vastge-sjord, vertrokken wij. De stemming aan boord was zeer goed, het was Zaterdag en wij voeren op huis aan, een
goede Zondag tegemoet. Wij waren dus met 5 man aan boord. Na een tijdje te hebben gevaren, begon de wind te wakkeren
en dit werd steeds erger zodat het schip al enigszins begon te slingeren. De twee jongste knechts werden reeds onrustig en
trokken al rare gezichten, doken vervolgens in het vooronder en bleven die dag verder onzichtbaar. Enfin, die waren wij kwijl.
Inmiddels waren wij gekomen ter hoogte van Urk, nabij het Enkhuizer zand, een van de kwaadste plaatsen van het IJsseimeer.
Het weer was nu zo slecht geworden, dat wij in zwaar stormweer zaten. Het voorschip kwam somtijds boven, terwijl het roer
nu en dan zulke klappen kreeg, dat wij het stuurrad amper konden hanteren. De Lem-merboot was ons reeds lang gepas-
seerd en weldra uit zicht. Alhoewel de motor goed draaide, kwamen wij haast niet meer vooruit en wenste ik dat er nog 50
PK meer in stond. Terugkeren voelde ik niet veel voor, dus dan maar ballasten. Na het roer aan Weinreich te hebben overge-
geven, trachtte ik met mijn knecht een slang aan te koppelen en de hulpmotor te starten, hetgeen door de hoge zee niet zo
gemakkelijk ging. Doch het gelukte. Naarmate wij water in het schip pompten begon dit weer vaart te lopen en zodoende
schoten wij weer wat op. Het
eiland Urk bleef echter nog geruime tijd in zicht. De rest van het traject werd al slingerend afgelegd, en ik begaf mij eens op
verkenning in de roef. Daar lagen tafel en stoelen onderste boven. In de voorkajuit lagen de twee knechtjes voor dood op
de vloer naast een emmer, waarvan zij om beurten gebruik maakten. Het begon inmiddels al donker te worden, doch wij
kwamen tenslotte behouden in de Oranjesluis aan, waar ik van de Sluismeester vernam, dat wij met de Lemmerboot en
de Zwolse boot, welke ook over tijd waren, de enige schepen waren, welke die dag waren overgekomen. Nadat het schip
gemeerd lag in Amsterdam nam ik afscheid van mijn collega Weinreich en wenste hem een aangename Zondag, v/aarbij
hij opmerkte: „Als ik nog eens vroeg thuis wil zijn, mag ik dan weer met je mee?"
De volgende morgen, dus Zondag, was het prachtig weer en ik ging het schip eens bekijken. Het leek wel gecamoufleerd.
Het zat van voor tot achter onder de opgedroogde bagger, zodat wij 's Maandags niet direct om werk verlegen zaten.

Geen PIM-Nieuwtjes.

Nr. 8- 1948

EEN NIEUW LEURBOOTJE
Ons nieuwste vaartuig, voor de verkoop te Water van Gasolie, de Esso Holland 99. De scheepsbouwer had volijverig de
naam er op geschilderd, maar in verkeerde letters natuurlijk! U zult wel begrijpen, dat dit ondertussen is gewijzigd.

10 weken nadat op 29 Mei 1948 de kiel was gelegd van de E.H. 99 op de werf van de firma Figee te Vlaardingen, ging dit
30 tons bootje, ons eerste na de bevrijding, te water. De afmetingen zijn: lengte 20.25 m, breedte 3.55 m, beladen diep-
gang 1.40 m. De voortbeweging geschiedt met behulp van een 50 P.K. Dieselmotor. Het kan circa 40 m3 gas-olie be-
vatten, welke lading door een eigen pomp, eveneens aangedreven door de Dieselmotor, wordt gelost.
Over enkele dagen zal er nog een scheepje van dit type van stapel lopen. Onmiddellijk daarna zal worden begonnen met
de bouw van een 60 tons boot. Verdere uitbreiding is dit jaar niet meer mogelijk. In 1948 komt nog wel de gemoderniseer-
de en vergrote Esso Holland 54 klaar.
Dit schip doet dienst voor de bevoorrading van de depots en is thans 25 jaar oud. Het krijgt een nieuwe motor en wordt
bovendien 12 meter langer gemaakt. Tot slot kunnen wij U nog verklappen, dal er in 1949 een nieuw vlaggeschip voor
de bevoorradingsdiensten zal worden gebouwd. Bijzonderheden hierover volgen later.

IMPRESSIES VAN HET TANKERBEDRIJF.
Rrrrt .... rinkelt de telefoon. Ik schrik op uit mijn eerste slaap en sla een blik op de wekker naast mij. Tien vóór half één.
Slaapdronken waggel ik naar het dwingend bellende apparaat, dat de stilte van de nacht wreed verstoort. „Hallo, hier
Evers, de „Esso Rotterdam" is zo juist opgevaren." „Zo, dat is dus ruim twee uur eerder dan verwacht werd. Nou, ik
trommel de rest van de lui op en ben uiterlijk half drie op Pernis; tot straks."
Intussen heeft ook mijn vrouw de slaap uit haar ogen gewreven en is begonnen wat eetbaars voor mij klaar te maken.
Ik bel onze „betaalmeester" op, die verrassend vlug bij de pinken is en regel met hem ons vertrek uit den Haag, terwijl
vervolgens de mannen van de scheepszaken, de inkoop- en de personeelsaangelegenheden hun verdere rust wordt
ontnomen.
Na een half uur wordt gestart in stromende regen en striemende hagel, opgeluisterd door bliksem en donder, op weg
naar de „assistent-betaalmeester,  die niet telefonisch bereikbaar is en dus nog uit zijn bed moet worden gesleept.
Voorzichtig rijd ik door de stikdonkere nacht, waarbij regen en hagel een waar trommelvuur op dak en ruiten van de
auto onderhouden. Na enkele malen bellen verschijnt de assistent van de centjes met verwarde haren en enkele
haastig aangeschoten kledingstukken aan de deur, in de veronderstelling daar een verontwaardigde buurvrouw te
vinden om haar beklag te doen over een werkelijke of vermeende lekkage. „Zo luiaard", begroet ik hem, „al dat
gemaf is niet goed voor je, daar word je maar vadsig van, kleed je maar gauw aan, dan gaan we leuk op slap." Het
moet gezegd worden dat hij 't vlug kon, want binnen een kwartier hadden we ook zijn ega eenzaam achtergelaten
om de „betaalmeester" aan de andere zijde van de stad op te pikken.
Nog vóór half drie - en maar kort nadat de „Esso Rotterdam" gemeerd was - waren wij aan boord en kon met het
werk worden begonnen en vóór half negen waren alle schaapjes weer aan hun respectieve woningen afgeleverd
voor het ontbijt. Een uur later begonnen we opgewekt aan onze dagtaak, zij het, na dit nachtelijk intermezzo, iets
minder fris dan gewoonlijk.
Ik heb heel in het kort ook deze facet van ons bedrijf eens willen belichten om te laten zien, dat het tankerbedrijf voor
de walmensen nog andere zijden heeft dan een vrolijk borreltje of een Amerikaans sigaretje, en tevens als hulde aan
de „landrotten" die, hoewel dit slechts een deel van hun veelomvattende taak is, bij nacht en ontij, of het nu Zondag of
een feestdag is - en dit geldt niet alleen voor de mensen van het Hoofdkantoor, maar ook voor die van Pernis - op-
gewekt en zonder morren gereed staan, uit liefde voor hun werk en hun maatschappij, om ieder op zijn terrein en als
onmisbare schakel in de organisatieketen zijn plicht te doen. Kijk, dat is teamgeest en wanneer die zo over allen in
alle geledingen van onze maatschappij vaardig is, dan „sal 't waeragtig wel gaen".

Geen PIM-Nieuwtjes.

Nr. 9- 1948

ESSO-COLLEGA'S
DE WATERKLERK
Wij vleien ons met de hoop, dat U uil de vorige artikelen in deze serie een indruk hebt kunnen krijgen van de werkzaam-
heden van onze chauffeurs, pompenmonteurs, schippers, etc. Dit keer zitten wij echter een beetje met de handen in
het haar, want de functie, die wij nu gaan omschrijven is zo veelzijdig, dal wij niet goed weten waar te beginnen. Wij
hebben nog nooit een personeelsadvertentie gezien, waarin een waterklerk werd gevraagd en een opsomming werd
gegeven van de eisen waaraan de sollicitant zal moeten voldoen.
Wij togen dus als de bekende spons, die bereid is alles op te nemen, naar de heer M. Evers te Pernis, die deze geheim-
zinnige functie bekleedt.
,,lk ben de moeder van een aantal drijvende huishoudingen", omschreef hijzelf zijn werkzaamheden. ,,Juist," knikten wij,
alsof wij het nu dóór hadden. „Een moeder". Hoewel hel ons op dat moment nog niet duidelijk was, begrepen wij eerst
 later hoe zuiver gezien deze vergelijking was. Immers ook een huismoeder heeft een veelomvattende taak, die moeilijk
is te omschrijven.
Wij troffen de heer Evers op de Esso Rotterdam en kregen dus een prachtige gelegenheid om hem ,,op volle toeren" te
zien draaien! Want een waterklerk, dat vermoedde U natuurlijk ook al, heeft te maken met water en schepen. Voor je
echter in dit werk bent gegroeid, moet je heel wat jaartjes meelopen in de maatschappij. De heer Evers is in 1907, toen
hij 15 jaar was, begonnen als jongste bediende op de oude installatie te Charlois. Als telg uit een zeemansfamilie trok
ook hem de waterkant en reeds vóór de eerste wereldoorlog ging zijn wens in vervulling: hij werd declarant en expedi-
teur. Daarna heeft hij nog allerlei functies vervuld, zoals boekhouder en correspondent en in 1937 werd hij dan waterklerk.
Wanneer wij zouden proberen nauwkeurig weer te geven wat de heer Evers ons al zo over zijn bezigheden heeft verteld,
aangevuld met onze eigen indrukken, dan zou een complete Essofoon nog te klein zijn voor dit relaas. De werkzaam-
heden, die bijvoorbeeld moeten worden verricht wanneer een schip binnenkomt, zijn zo uitgebreid en van zo uiteen-
lopende aard, dat het de leek voor de ogen gaat schemeren.
Als een tankboot onderweg is, stuurt de marconist via radio Scheveningen, zeven dagen voor de aankomst een bericht.
Dit wordt na vier dagen herhaald. Ondertussen treft de heer Evers de nodige voorbereidende maatregelen. Doorgaans
krijgt hij gelijktijdig door of het schip averij heeft, of er zieken aan boord zijn, of er schepelingen willen afmon-steren en
hij er dus tijdig voor moet zorgen, dat hiervoor vervangers komen, enz. enz. In Hoek van Holland heeft de Scheepsagen-
tuur Dirkzwager een uitkijkpost en zodra een schip wordt gesignaleerd krijgt de heer Evers een seintje. Hij moet dan
zorgen voor loodsen, sleepboten en roeiers (dit zijn mensen, die behulpzaam zijn bij het aanleggen van hel schip, dus
b.v. het vastmaken van de trossen). Dat de havenautoriteiten ook op de hoogte moeten worden gesteld, spreekt vanzelf.
Ondertussen is ook hel Hoofdkantoor gewaarschuwd en wij vermoeden, zonder iemand te kort te willen doen, dat de
bemanning wel het meest ingenomen zal zijn met de komst van twee heren van de Salaris- en Loonadministratie, die,
al is het midden in de nacht, direct na binnenkomst van het schip en afmonstering van de bemanning, voor uitbetaling
van de gages zorgen. Af- en aanmonsteren geschiedt vlak na aankomst, ten overstaan van de waterschout, die dus
ook moet worden gewaarschuwd dat de boot op komst is. Ieder lid van de bemanning heeft een officieel gewaarmerkt
bewijs van goede gezondheid, dat een jaar geldig is. Bij de aanmonsiering moet dus ook een dokter aanwezig zijn, die
houders van verlopen bewijsjes opnieuw moet keuren, En dan natuurlijk de douane. Als het schip 's nachts binnenkomt
('t is gek, maar zoiets gebeurt bijna altijd 's nachts of op Zon- en feestdagen) zorgt de heer Evers ervoor, dat de douane-
ambtenaren per auto van huis worden gehaald. Deze heren hebben voor hun werkzaamheden drie uur nodig. Dan zijn
alle deuren waarachter verleidelijke artikelen liggen opgeslagen verzegeld en de voorraden zijn opgenomen. De kapitein
en de heer Evers zijn door hun handtekening op de diverse voorraadpapieren verantwoordelijk voor het op peil blijven
van deze voorraden, zolang het schip te Pernis ligt.
     
Na verloop van deze drie uren mogen de familieleden van de schepelingen eindelijk aan boord en mogen ze zelf het
schip verlaten. Vooraf heeft de heer Evers er natuurlijk voor gezorgd, dat de levensmiddelenkaarten en wat dies meer
zij, in orde zijn.
Zo zijn er nog honderd andere beslommeringen, te veel om op te noemen, maar die stuk voor stuk van zodanig gewicht
zijn, dat, vergeet hij er een, dit een oponthoud van een dag kan betekenen, wat een schadepost van enkele duizenden
guldens kan veroorzaken.
Kon hij nu maar al die zaken op zijn gemak regelen, dan was het zo'n kunst niet. Maar een tankboot blijft meestal
maar twee dagen in Pernis en in die korte tijd wordt van de heer Evers verlangd, dat hij de zaken voor elkaar heeft,
zodat het schip zonder stoornis kan vertrekken, wat dus inhoudt: hernieuwde afspraken met havenautoriteiten, douane,
roeiers, loodsen en sleepboten. En, wat minstens even belangrijk is, hij moet er ook voor zorgen, dat het schip onge-
hinderd de haven van bestemming kan binnenvallen, want als de daarvoor bestemde formaliteiten niet zijn vervuld,
bestaat de kans, dat hel schip rustig buiten kan blijven liggen, tot alles wél in orde is.
Nu denkt U misschien, dal hij het alleen maar druk heeft met onze eigen drie Esso-tankboten. Dan hebt U het mis.
Een groot aantal schepen vaart voor ons Concern in z.g. „time-charter", d.w.z. dat zo'n boot voor een bepaald aan-
tal jaren door ons is gehuurd. Tien jaar lang heeft bijvoorbeeld de „Pan Gothia" voor ons gevaren. Interesseert U
dat niet? Wel, tegenwoordig heet dit schip ,,WiIIem Barentsz" en hel vervoert in plaats van aardolie nu walvistraan!
Deze schepen krijgen precies dezelfde zorgen van de heer Evers als onze eigen tank-boten, met dit verschil, dat
ze van hem vaak meer zorgen vragen. Stel U voor een Italiaans schip vaart voor ons in time-charter. Vlak voor aan-
komst krijgt de heer Evers van de kapitein bericht, dat tien matrozen willen afmonsteren, maar dat er uit Italië
tien plaatsvervangers onderweg zijn. Die kan hij dan van station of vliegveld gaan afhalen en voor onderdak, rant-
soenen, verblijfsvergunning, etc. zorgen.
Maar je hoort hem niet klagen. Wanneer je, zoals hij, tientallen jaren in het scheepsbe-drijf werkzaam bent, ben je
kind aan huis bij alle betrokken instanties, die, wetende wat voor vlees ze in de kuip hebben, vlot hun medewerking
verlenen. Hij moet tegenover consuls de juiste toon weten te vinden, maar ook tegenover roeiers. De heer Evers
heeft de gelukkige eigenschap, dat hij met mensen kan omgaan, en dat is in zijn vak het halve werk.
Maar ondanks alle moeilijkheden en beslommeringen, heeft zijn werk toch ook een zeer aantrekkelijke zijde, voor-
al nu de rookwaren schaars zijn. Hij zit meestal goed in zijn Amerikaantjes en daar hebben wij — gepast — van ge-
profiteerd.
Twee oude bekenden. Dhr. M. Evers (rechts) in gesprek met een douane-ambtenaar die over enige tijd wordt ge-
pensionneerd.

Geen PIM-Nieuwtjes.

Nr. 10- 1948

Esso Holland 81
Op 4 Oktober, bij Figee te Vlaardingen, ging de "Esso Holland 81" te water. Dit leurbootje is van hetzelfde type als
de "Esso Holland 99", waarvan wij in "de Essofoon" No. 8 een foto plus beschrijving gaven.

PERSONEELS- & SOCIALE ZAKEN

SERVICE-BUTTONS
20 DIENSTJAREN:
29 November 1948: J. L. de Boer, s.s. „Esso Rotterdam".
10 DIENSTJAREN:
16 November 1948: Ch. A. C. Klaverweide, s.s. „Esso Den Haag";
17 November 1948: J. Hofland, s.s. „Esso Den Haag".

Nr. 11/12- 1948

Met de "Esso den Haag (I)" naar Aruba

De heer J. A. Crijns, districtchef te `s-Hertogenbosch maakte voor herstel van zijn gezondheid een reis met de
“Esso den Haag” van Rotterdam naar Aruba en terug. Wij hebben hem verzocht hiervan voor de lezers van “De
Essofoon” een verslag te maken. In plaats daarvan stuurde hij ons het dagboek waarin hij zijn wedervaren ge-
durende de reis had neergeschreven. Hij gaf ons toestemming die passages die wij daarvoor geschikt achtten
in ons blad te publiceren, waarvoor wij hem zeer erkentelijk zijn. De indrukken die hij geeft van Aruba zijn uiterst
vluchtig. Hoe kan het anders bij zo'n kort (helaas, horen wij de heer Crijns zeggen) bezoek. Wij waren daarom
verheugd bijna gelijktijdig een artikel onder ogen te krijgen, geschreven door een redacteur van “Esso News”
(de Arubaanse Essofoon) voor het blad “Naar Ruimer Horizon”. Dit hebben wij, omdat wij meenden dat de le-
zers evenals wij, na lezing van het verslag van de heer Crijns nieuwsgierig zouden zijn naar nog meer bijzon-
derheden over dit merkwaardige eiland, elders in dit blad gepubliceerd.

VERTREK OP 5 JULI.

Cm Ca. 12 uur werd de “Esso den Haag” door een tweetal sleepboten van de wal getrokken
en begon de grote reis naar Aruba.
In de Nieuwe Waterweg vertrokken de beide sleepboten en ging de “Esso den Haag” op eigen kracht met een
12 mijls vaart verder de zee tegemoet. Nadat de Ioods van boord was gegaan en zich met een roeibootje (dat
op deze grote watervlakte inderdaad een notendop geleek) naar de buitengaats gestationeerde Ioodsboot had
begeven, stoomde de “Esso den Haag” full-speed de Noordzee op.
lntussen veranderde de weersgesteldheid. Donkere wolken pakten zich samen, het begon te regenen en de
wind begon over te gaan in een flinke Z.W.-storm, zodat het schip begon te stampen en slingeren en meer bal-
last moest worden ingenomen. De zee werd zo wild, dat de golven over het dek sloegen, daarbij het gehele dek
onder de watermassa's bedelvend.
Eerlijk gezegd waren deze momenten wel wat angstaanjagend en ze gaven mij het gevoel, dat dit mijn eerste,
maar tevens mijn laatste grote zeereis zou worden.
Gelukkig bleef ik van zeeziekte gespaard, hoewel enige leden van de bemanning en passagiers daarmede te
kampen hadden.
Korte tijd daarna komt de Engelse kust in zicht en wordt Kent en Norfolk gepasseerd, alsmede de bekende
krijtrotsen van de Engelse kust.
Intussen is het donker geworden en zijn tal van lichten en vuurbakens langs de Engelse kust zichtbaar. Een grote
oceaanstomer, die geheel verlicht een prachtig gezicht biedt, wordt nog gepasseerd en dan is alles stil en donker
zodat, na deze eerste dag op zee, de hut wordt opgezocht, na nog een bezoek te hebben gebracht bij de marco-
nist in de marconistenkamer.

6-7
Af en toe zijn een aantal bruinvissen zichtbaar die gedeeltelijk boven het wateroppervlak uitkomen.
Een Engelse Esso-tankboot passeert, waarbij van beide zijden als groet 3 maal op de stoomfluit wordt geblazen.
In de namiddag wordt Lizard gepasseerd, het laatste punt van de Z.O.-kust van Engeland. Op de brug wordt door
de 1e stuurman met behulp van instrumenten de koers berekend, Het zgn. “sterrenschieten”, hetgeen zeer interes-
sant is. Het resultaat daarvan is, dat op de routekaart het juiste punt in deze onmetelijke oceaan kan worden aan-
getekend, waar het schip zich bevindt.

9-7
De Azoren gepasseerd met de plaatsen Corco en Flores aan stuurboord en Fayal en Hosta aan bakboord.

10-7
Hoewel de lucht nog bewolkt is, wordt de temperatuur reeds merkbaar hoger. Om ca 10 uur des morgens opge-
schrikt door de stoomfluit, hetgeen “alarm” betekend. WeI was mij medegedeeld dat die dag een zgn. “sloepenrol”
zou worden gehouden, doch daar hiervan geen nadere toelichting was gegeven stond ik daar geheel vreemd tegen-
over. Waar overdag slechts weinig of niets van de 56-koppige bemanning te zien was, bevreemdde het ons plotse-
ling uit het inwendige van het schip de gehele bemanning te zien verschijnen en als een haas over het dek te zien
hollen. Medehollende met een groepje werd mij reeds toegeroepen “zwemvest aantrekken”. Ik holde derhalve terug
naar mijn aangewezen hut dook onder het bed en terughollende naar het dek, trachtte ik het kurken zwemvest aan
te trekken, hetgeen na enkele vruchteloze pogingen eindelijk gelukte, hoewel ik mij daarin nogal onbehaaglijk gevoel-
de. Bij de mij aangewezen motorreddingsboot aankomende, was er grote hilariteit van de reeds aanwezige “schip-
breukelingen” want ik had het zwemvest in plaats van aan de voorzijde van het lichaam, aan de rugzijde omgehang-
en. Nadat de situatie in orde was gebracht werden de namen van de aanwezigen door de 2e stuurman afgeroepen
en genoteerd, waarmede deze veiligheidsoefening was afgelopen.

11-7
Prachtig weer, de zee is glad. De temperatuur wordt steeds hoger, zodat met nog minder kleding kan worden vol-
staan. Vermeld dient nog dat elke dag een Bulletin van “De Oceaan Post” aan boord verschijnt, wereld-nieuwsbe-
richten bevattende opgenomen door de marconist.
Thans zijn meer vliegende vissen te zien waarbij soms hele scholen” tegelijk boven het zeeoppervlak komen en
na een scheervlucht van 50 a 100 Mtr. weer in de golven verdwijnen.

12-7
In de verte passeert een grote stoomboot, terwijl tevens een walvis te zien is, die af en toe een waterstraal uitspuit
en nog steeds veel vliegende vissen voor het schip uit vluchten en over het water scheren.

13-7
Aangezien nogal last van door de zon verbrande benen, ontbijt in hut. Het lopen is zeer pijnlijk. Op advies van Chef-
kok beide benen behandeld met zgn. “brandzalf”.

14-7
Om ca 1 uur wordt St. Martinique (aan stuurboord) en St. Lucia (aan bakboord) gepasseerd (terwijl des nacht Bonaire
wordt gepasseerd).

16-7
Aangezien deze nacht Aruba in zicht bij nacht te kunnen zien.

17-7
`s-Nachts om 31/2 uur komen inderCa 4 uur is de geheel verlichte raffinaderij zichtbaar, hetgeen een fantastisch en
schitterend schouwspel is. Op de voorgrond van de raffinaderij een tweetal schoorstenen waar grote gele vlammen
uitslaan (gas verbranding).
De geweldige uitgebreidheid van deze verlichting wekt de indruk als van een verlichte wereldstad.
Het weer is prachtig, doch buitengewoon warm en zwoel (als interessante bijzonderheid dient hier nog opgemerkt,
dat in deze onmenselijke temperatuur de voeding bestond uit erwtensoep met kluif, bruine bonen met spek of kapu-
cijners.)

18-7
Reeds vroeg aan dek. Aanhoudend varen tankschepen af en aan. Van Venezuela, dat thans door de kijker zichtbaar is,
varen de tankschepen (met platte bodem vanwege het passeren van enige zandbanken bij Venezuela) af en aan.
Deze brengen de Crude Venezuela naar Aruba, die aldaar in de raffinaderij wordt verwerkt tot diverse producten. Des
avonds komt de Ioods aan boord en om ca 10 uur wordt het anker gelicht en wordt opgestoomd naar de haven van Aruba.

19-7
Om 9 uur `s-morgens wordt voet aan wal gezet van Aruba en met kapitein Schoemaker een bezoek gebracht aan de
heer P. de Vuijst de Manager van de afd. Dokken te Aruba.
Teneinde op een comfortabele wijze een en ander in de korte tijdsruimte die ons te Aruba is toegemeten, te kunnen
laten zien van het eiland, stelt de heer de Vuijst zich beschikbaar met zijn Dodge-auto. Allereerst wordt gereden door
het zeer uitgestrekte gebied van de raffinaderij met talloze grote en kleine gebouwen, werkruimten, torenhoge raffina-
derij installaties (in aluminiumkleur geschilderd) met een doolhof van straten en straatjes daartussen. Voor bet betred-
en van de afgesloten raffinaderij is ons een zgn. “Shore pass” ter hand gesteld, afgestempeld door de Lago politie.
Zowel vóór bet betreden van de terreinen van de raffinaderij  als tijdens bet passeren van enige controleposten is deze
“Shore pass”, het “Sesam open U”. Door de controlerende geüniformeerde employés wordt deze “pass” wijsgerig be-
keken en met een “OK” kunnen wij overal passeren. De beer de Vuijst draagt, evenals alle employés aldaar een me-
daillon met portret en no. op de borst, hetgeen zoveel is als een persoonsbewijs en recht geeft ongehinderd de raf-
finaderij te bezoeken en te verlaten.
Na het passeren van de laatste controlepost komen wij in de plaats St. Nicolaas. Hier zijn een grote en enige kleine
winkelstraten het Esso clubgebouw en de Esso Commercery waar letterlijk alles te kust en te keur te koop is en waar
de employés op de geldende prijzen een extra korting krijgen van 20 %. Vervolgens rijden wij, via een mooie asfalt-
weg naar Oranjestad. Deze plaats is veel luxueuzer dan St. Nicolaas, met fraaie, grote witte gebouwen, grote zak-
en en winkels, met hier en daar enige palmen er tussen en bomen met felrode bloeiende bloemen.

De plantengroei op het eiland is zeer gering. Slechts cactussen, groot en klein, groeien overal langs de wegen en veld-
en en rotsplateaus, terwijl hier en daar lage bomen groeien met rechtopgaande dunne stam, terwijl de takken naar een
richting groeien, door de steeds in één richting waaiende passaatwind. Deze scheefgewaaide bomen heten "divi-divi”
bomen.
Hierna wordt de tocht voortgezet naar Savaneta, langs Palmbeach en de Hooiberg. Palmbeach is een prachtig zee-
strand met krijtwit zand en glashelder water.
De Hooiberg is de hoogste berg op Aruba en ligt gedeeltelijk in een dal, zodat bet bovengedeelte uitsteekt boven de
daar langs Iopende rijweg.
De berg is geheel begroeid met cactussen.
Vervolgens wordt Savaneta gepasseerd. Dit bestaat uit een aantal verspreid liggende vierkante houten huizen van
negers. Opvallend is, dat de afrastering van de woningen geschiedt door middel van dikke, hoge cactussen. Bij vele
van deze hutten staat echter een moderne super de Iuxe auto in meestal felle kleuren.

20-7
In de namiddag met Kapitein Schoemaker opnieuw naar St. Nicolaas en St. Cruz voor het doen van enige bestellingen
voor de "”Esso den Haag””.
Opvallend is de “slome” wijze van bediening in de winkels, alwaar de bedienden (meestal “Kauwgum” kauwende ne-
gerinnen) op de meest langzame wijze de klanten bedienen. Bij het maken van een opmerking over de bediening
aan de Spaanse Manager van een zaak, waar enige inkopen werden gedaan, gaf hij de bedienende negerin een re-
primande en onder aanbieding van excuses, ons enige korting op de inkopen vanwege de minder vlotte service

DE TERUGREIS.

21-7
De “Esso den Haag” vaart thans in de Caraibische zee, waarbij bet eiland Mona wordt gepasseerd.

24-7
Prachtig weer. De zee is spiegelglad, hetgeen een mooi gezicht is en doet denken aan een ijsvlakte. AIIe warmte
ten spijt worden we heden getrakteerd op ”kapucijners” bij de lunch en als diner rijsttafel “nasigoreng” en krentenbrood.

28-7
Mooi weer en gladde zee, later meer wind.
Heden getrakteerd op”erwtensoep met kluif” als lunch, terwijl het diner geserveerd wordt in de vorm van “stamppot”
en daarna gebakken rijstkoeken. Niettegenstaande het nog steeds behoorlijk warm is bekomt deze Hollandse winter-
kost ons best.

2-8
Des morgens om 6 uur gewekt door bet geloei van de stoomfluit. Aan dek gekomen blijkt dat er een zware mist is.
Wij zijn thans in de Noordzee (ter hoogte van Goeree). Zeer Iangzaam wordt doorgevaren onder bet geregeld loeien
van de stoomfluit. Aangezien de mist steeds dikker wordt en er tenslotte geen uitzicht meer is, wordt opdracht ge-
geven tot stoppen. Nadat bet schip stil ligt wordt bet anker uitgegooid, onder bet voortdurend luiden van de bel, als
signaal voor passerende schepen. Intussen is om een loods geseind, die na verloop van enige tijd aan boord komt.
De mist wordt minder dik en Iangzaam wordt doorgevaren naar de Nieuwe Waterweg. Tegen 11 uur is de mist ge-
heel verdwenen en onder een stralende zonnehemel wordt Hoek van Holland gepasseerd.
Om 12 uur Rotterdam bereikt. Nadat enige tijd is gemanoeuvreerd door middel van enkele sleepboten wordt de “Esso
den Haag” om ca 2 uur aan de wal gemeerd.

Nadat de douane aan boord is gekomen en de bagage is gecontroleerd, mogen de familieleden en kennissen van
bemanning en verdere opvarenden aan boord komen. AIs een der eersten stapt aan boord onze Directeur de heer
Klaare, zodat ik in de gelegenheid was deze mijn oprechte en welgemeende dank te betuigen voor de mogelijk-
heid die nu werd geboden deze zo buitengewoon interessante en aangename reis te kunnen meemaken, een reis,
die mij niet alleen mijn gezondheid terugbracht, doch een onuitwisbare herinnering zal blijven aan de prettige dagen
doorgebracht op de “Esso den Haag”.

Na een hartelijk afscheid werd cm ca 3 uur voet aan wal gezet, zodat ik in de namiddag weder thuis was en met vol-
doening kon terugdenken aan deze onvergetelijke reis.
J.A. CRIJNS.

Proefvaart Esso Holland 99

29 Mei 1948 werd door de scheepswerf l. S. Figee te Vlaardingen de kiel gelegd van dit 30 tons scheepje, tien weken later
ging het al te water. Vrijdag 5 November maakte het zijn proe(vaart van Vlaardingen naar Maassluis en via het knusse oude
vestingplaatsje den Briel weer terug naar Vlaardingen.
Onderweg deden onze technici gunstige ervaringen op: de motor leverde 51 p.k. in plaats van 50 en de snelheid bedroeg 17
in plaats van 16 km/u.
Schipper J. v. d. Poel, aan wiens ervaren handen dit vaartuig is toevertrouwd, was dan ook kennelijk in zijn nopjes met dit
eerste nieuwe leurbootje na de oorlog.
De kajuit is zo mooi — met kachel, uitzicht naar alle zijden, klaptafeltjes en electrisch licht — dat hij opmerkte: „Je zou bang
zijn er op klompen binnen te stappen".
Om 16.45 uur werd het schip door Figee overgedragen aan onze Technische Dienst. Midden op de Maas werd de wimpel
van Figee vervangen door één waarop stond: Esso Holland 99. Deze plechtigheid werd binnenskamers nog eens officieel
overgedaan, waarna de Technische Dienst het schip weer overdroeg aan de Verkoopcentrale. „Moge er veel gasolie door-
stromen" was de wens van alle sprekers.
Bij deze overdracht was ook een verslaggever van de Handels en Transport Courant aanwezig, die in zijn vaste rubriek
„Spijkers zonder Koppen" de volgende bloemrijke ontboezeming schreef: Wanneer Lodewijk van Deyssel zijn magistraal
„Ik houdt van het proza" niet had geschreven, zou ik het misschien hebben gedaan, want ik ken geen groter genot dan het
lezen van schone taal. Vandaar, dat ik dezer dagen in het weekblad „De Prinsestad" de beschrijving heb gelezen van een
Haags café-restaurant, onder de verlokkende titel „Als Chateau Bleu ontvangt". Ik kan het niet laten, U mee te laten geniet-
en van een der allerschoonste passages van dit overheerlijk stuk journalistiek proza: „Over een kleine dansvloer zweefden
op het rhythme van een rose vleugel en een gedistingeerd orkest, aardige loiletjes in de armen van galante ridders. Rechts,
bijna geheel afgesloten, het wonder van een délicieuse bar in een sym-phonie van crème en rozenrood, met het correcte
witte jasje van de gestyleerde barkeeper tussen het festijn van de zoetste dranken in de teerste tinten. De viool van de ge-
distingeerd gerokte, charmante chef d' orchestre zong en gevoelig zong de artist". Zie, lezer, dergelijke zinnen kunnen mij
diep ontroeren. Ik heb lang nagedacht over die „gestyleerde barkeeper" en ik zag hem voor mij met zijn onpersoonlijk ge-
zicht. Ik heb op het puntje van mijn tong een van die zoete dranken met zo'n tere tint geproefd en (ook in mijn verbeelding)
gezeten in dat wonder van een délicieuse bar.

Op de Nieuwe Waterweg. Op de achtergrond onze installaties te Pernis.
Toen heb ik gedacht, dat er meer van dergelijke schoon ge-woorde beschrijvingen in onze kranten moeten verschijnen.
Zelfs in onze nuchter-zakelijke Handels- en Trans-portcourant. Welaan zo dacht ik, laat ik direct beginnen! Zo heb ik een
nieuw verslag geschreven van de proefvaart van de „Esso Holland 99", een van de nieuwe olie-parlevinkers van de Esso.
Als een délicieus juweel, gebed in het diep-zachte fluweel blauw van het speels-golven-de Maaswater, lag daar de Esso
Holland 99 en toen wij hei gracieus kleinood zagen, waren we even stil van verrukking.
Het scheepje heeft de elegante lijnen van een sierlijke hinde, met een zacht-rond gevormde boeg, welke er als het ware
voor geschapen is, het water met teer-voorzich-tige druk opzij te stuwen. Voorop is een fijn-oppriemend mastje, geschild-
erd in diep-kas-tanje-bruin, waaraan de majestueuze naam-vlag van verrukkelijk blauw trots wappert. Als een koninklijk
heerser stond aan het dek, voor de kleine, maar uiterst verzorgde stuurhut, de waardige schipper in zijn edel ambtskleed,
dat gesierd was met vele nobele tekenen van zijn waardigheid van oliemagnaat. Correct glimlachend bood hij ons de hand
toen wij aan boord stapten en leidde ons uitnodigend in zijn verblijf achter in het schip, waar wij kennis maakten met vele
gedistingeerde en galante cavaliers die ons welkom heetten op deze nieuwe aanwinst der machtige Esso-vloot.
Het kleine salonnetje, want zo mogen we dit, in teer-crême geschilderd, verblijf wel noemen, is een symphonie van rust
en warme gezelligheid, met de kleine vaste bank aan de ene zijde, een wonderlijk-fraai op-klaptafeltje er tegenover, en het
knus-dofzwarte potkacheltje in de hoek naasi het in diepparelend grijze steen uitgevoerde gootsteentje, met de fijn-gelijnde
pomp, waaruit een festijn van zoel water in helder-kleurloze tint kan worden gehaald.
Behalve dit brillante verblijf, de stuurhut en de glimmend-propere machinekamer, bevat het heerlijke scheepje intieme
tanks voor de kostelijke lading.
Na de proefvaarl verzamelde een uitgelezen gezelschap nobelen zich nog in de rusliek-intieme sfeer van het gedisting-
eerde hotel Maas te Vlaardingen, waar een uiterst gesoigneerde fotograaf met zijn lens-fonkelend toestelletje dit onver-
getelijk gebeuren vastlegde op de subtiel-gevoelige plaat.
Hierna werd nog lange tijd gesproken over vele teer-délicieuze onderwerpen, bij het exquise genot van een edel vocht,
het welk weinig had te maken met de kostelijke lading welke de Esso Holland 99 zal vervoeren, noch met hetgeen de
fijngelijnde pomp van het schippersboudoirtje levert.
CUMGRA NOSALIS.

Geen PIM-Nieuwtjes.