Auke Visser´s ESSO Tankvaart Mij. Site     |   home
Diverse krantenartikelen
De Ondergang van de "La Campine", verteld door oogetuigen
Uit : Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indie, d.d. 03 Juli 1917.

BINNENLAND.

Het torpedeeren der "La Campine".

Duitsche behandeling van Nederlandsche zeelieden. Engelsche naastenliefde.

Eenige opvarenden van de "La Campine'' schrijven nog aan de Tel.:
Het was 's morgens ongeveer 9 uur en wij zaten juist te ontbijten toen wij plotseling werden opgeschrikt door het krachtig overhalen der telegraaf. Met een eenigszins beklemd gevoel spoeden wij ons naar dek om de oorzaak hiervan te vernemen. Aan dek komende, werden we reeds dadelijk met granaten beschoten, waarvan de scherven tegen de brug sloegen. "We bemerkten spoedig dat een Duitsche duikboot op ongeveer 2500 Mtr. afstand op ons vuurde.
Nadat reeds drie stooten op de stoomfluit gegeven waren ten teeken, dat wij gestopt lagen en de draadlooze telegrafieantenne, waarop in hoofdzaak de schoten gericht waren, was neergehaald, werd met vuren opgehouden. Inmiddels was de boot gestreken, waarmede de 2e stuurman de scheepspapieren naar de duikboot bracht. Nadat de sloep de duikboot verlaten had, werd het sein A.B. (verlaat het schip) door de duikboot geheschen, waaruit werd begrepen, dat de duikbootcommandant niet meer wilde wachten tót de sloep zou zijn teruggekeerd.
Onmiddellijk streken we toen onze tweede reddingboot en een kleine jol, waarin onze geheele aan boord gebleven bemanning, uit nog 27 personen bestaande, als haringen gepakt, plaats namen. Toen we 300 meter van bet schip verwijierd waren, kwam de duikboot, die inmiddels ondergedoken was, dicht bij het schip boven en begon haar luguberen vernielingsarbeid te verrichten.
Met weemoedige blikken zagen wij haar woede op het neutrale, Nederlandsche schip, zonder lading, koelen en hoopten in ons hart, dat een Eogelsch oorlogsschip zou komen opdagen om aan deze wandaad een eind te maken. Onze hoop werd echter niet vervuld en na een drie-urige onophoudelijke beschieting zagen wij ons schip kantelen; daarna verloren wij het uit zicht.
Daar dreven we nu met onze open overladen booten aan weer en wind blootgesteld, 160 mijl van de dichtstbijzijnde Deensche kust verwijderd. Aangezien wij allen in de grootste haast in onze booten waren gegaan, waren de meest-en van ons bijna niet gekleed om langen tijd in de heerschende koude door te brengen. Een stille hoop koesterden wij nog op de nakoming van den zedelijken plicht van den Duitschen duikbootcommandant om ons naar het dichtstbijzijnde lichtschip te sleepen, doch ook die hoop bleek ijdel. Bang zagen wij den komenden nacht tegemoet, daar de kans om schepen te ontmoeten op deze hoogte gering was. Zeilende bij elkaar blijvende koersten onze twee sloepen naar de Hollandsche kust. Wij bereidden ons voor op een langdurige reis. De ellende, die we dien nacht leden, is onbeschrijfelijk, het sneeuwde en hagelde, terwijl nu en dan overkomend bruiswater ons verkleumde en onze kleeren doorweekte. Om niet tot onze enkels in het water te staan, moest telkens gehoosd worden. In den vooravond hadden wij onze andere sloep uit het gezicht verloren. Des anderen daags ontmoetten wij haar echter weeder en bleven toen bij elkander.
Om 12 uur 's middags van den volgenden dag zagen wij plotseling de periscoop van een Duitsche duikboot. Deze kwam zeker even notitie van onze ellende nemenen liet ons verder aan ons lot over.
Dat zulke handelingen tegenover neutrale schipbreukelingen onze gevoelens voor "Hochkultur" niet bepaald verbeterden, laat zich zeker gevoelen dan beschrijven en menige verwensching werd aan het adres van den U boot-commandant geuit.
Om geveer 1.45 n.m. denzelfden dag ontmoetten wij een Engelschen onderzeeër, de "E 46", welke ons praaide en vroeg of wij getorpedeerd waren of wij voldoende eten en drinken aan boord hadden, waarop wij bevestigend konden antwoorden.
De Engelsche onderzeeboot-commandant zeide ons op sleeptouw te zullen nemen naar het Terschellingerbank-lichtschip en spoedig voeren wij met een flink vaartje op genoemd lichtschip aan. Een uurtje daarna vierde de Engelsche onderzeeër aan een lijn een groote kruik warme thee met rum, die ons uitermate verkwikte. Dat wij dien Engelschen onderzeebootcommandant daarvoor ten zeerste dankbaar waren, laat zich denken.
Tegen 4 uur n.m. ontmoetten wij het Noorsche s.s. "Norden". De Engelsche commandant vroeg toen of wij op het Noorsche stoomschip wilden overgaan of dat hij ons zou sleepen tot het lichtschip. We verkozen het zekerste en werden met groote gastvrijheid na een 32 urig verblijf in onze booten, aan boord van de "Norden" opgenomen, die ons na een gul en vriendelijk onthaal eenige uren later op het lichtschip "Doggersbank Zuid" afzette. Ruim 24 uur bleven wij op bovengenoemd lichtschip te gast, welker bemanning ons vriendelijk onthaalde en goed verzorgde, zoover de beperkte ruimte op dit schip het toeliet.
Met de zeesleepboot, "Thames" werden wij te Nieuwediep geland.
Vergund zij het ons hier hulde te brengen aan den Engelschen onderzeebootcommandant van de "E 46", de be-manning en passagiers van het Noorsche stoomschip, "Norden" en het lichtschip "Doggersbank Zuid" voor de menschlievende behandeling, welke wij van deze lieden ondervonden.
De manier waarop de Duitsche commandant der naamlooze duikboot ons behandelde, kunnen wij alleen qualificeren als "onmenschelijk"; dit zullen we nimmer vergeten!