Vloot van Esso
De A.P.C. had in 1891 een vloot van vier schepen van gezamenlijk 7800 ton. Het waren de SS Bremerhaven, Chester, Ocean en Charlois. In 1892 werd aan de vloot toegevoegd het SS American van 2200 ton in 1895 het SS Rotterdam en in 1916 het SS Antwerpen, groot 11.300 ton, het eerste grote schip van de maatschappij.
De meeste schepen gingen in de eerste wereldoorlog verloren.
De Charlois verging met man en muis onder de kust van Noorwegen, de Antwerpen werd op zijn eerste reis naar Londen door een Duitse duikboot tot zinken gebracht.
De Bremerhaven ging ten onder in 1903, door de nalatigheid van een volkomen onbekwame kapitein, zoals de stukken vermelden.
Opmerking : Over deze bewering is in geen enkel archief een verklaring te vinden. A.A.V.
In de jaren tussen beide wereldoorlogen voer de maatschappij lang met gecharterde schepen. Maar in 1929 werd opgericht de Petroleum Industrie Maatsrhappij (P.I.M.), die drie schepen in de vaart bracht van 12.000 ton elk. Het waren de tankers Amsterdam, Den Haag en Rotterdam. Alledrie zijn in de tweede wereldoorlog gebleven, twee tankers in het Caribische gebied, een tanker op de Atlantische Oceaan.
Op het ogenhlik heeft Esso Tankvaart Maatschappij, waarin de P.I.M. in 1958 werd omgedoopt, een vloot van su-pertankers met een totaal draagvermogen van 162.000 tdw. De tonnage verdeeld over het Esso Den Haag, ruim 90.000 tdw, het grootste schip van de Nederlandse koopvaardijvloot, en de zusters schepen Esso Rotterdam en Esso Amsterdam, beide 36.000 tdw. De Esso Den Haag is voor het lossen van haar lading aangewezen op de tankinstallatie in Europoort.
Daarnaast heeft de maatschappij een vloot van tachlig binnenvaartschepen.
|