Nederlandsche Koloniale Petroleum Mij NV.    |   home
INDEX - NKPM
Oliewinning op Noord-Sumatra.

Oliewinning op Noord-Sumatra.

Voor en na doen in de pers berichten de ronde over den strijd, gevoerd tusschen twee groote kapitaalkrachtige lichamen, welke elkander de wereldheerschappij ten aanzien van de olieproductie en
petroleumhandel betwisten, tusschen der "Standard" en de "Koninklijke", de laatste, na haar samengaan met de "Asiatic", ook wel de "Bataafsche" genoemd. Een der laatste stadia van dezen reuzenstrijd is een van
beide syden met zorg georganiseerde strooptocht in het gebied van den vijand; de "Standard" stelde een eerbiedwekkend kapitaal ter beschikking, ter verkrijging, exploratie en zoo mogelijk exploitatie van
petroleumvergunningen in onzen Archipel; de Koninklijke vestigde haar oog op de Nieuwe Wereld, en wist reeds terreinen te erlangen in Californië en elders in West Amerika.
    Het succes van de "Standard," hier te lande vertegenwoordigd door de "American Oil Cy.", is in enkele bladen nog al breed uitgemeten. Wat Java betreft, mogen die berichten misschien juist zijn, de exploratie der in Rembang verkregen terreinen is zeer zeker belovend; op Sumatra, speciaal op Atjeh's Oostkust en in het
Tamiangsche, waar tal van vergunningen voor grof geld naar de American overgingen, is echter het succes tot nog toe, zoo niet nihil, dan toch uiterst problematiek gebleven, in ieder geval waren de met tendenz gelanceerde berichten van het tegendeel meer dan overdreven. Al die vergunningen werden n.l. overgenomen na een vluchtig onderzoek, op advies van een Amerikaansch geoloog, die, hij moge in zyn vaderland als een heel knap vakman bekend staan, blykbaar verzuimd had, de toch zoo dringend noodige voorstudiën te maken omtrent de speciale, geologische gesteldheid van den bodem in deze gewesten, als gevolg van welk verruim hij bij de beoordeeling van het al dan niet kans geven op loonende exploitatie,
fout op fout beging. En toch waren er, hetzij dan niet in overvloed, Voldoende bronnen aanwezig, waaruit bij zijn veel omvattende kennis in deze speciale richticg had kunnen aanvullen.
    Hoe het zij, na het in handen krijgen van tal van vergunningen op Atjeh, werd ongeveer een jaar geleden te Langsa een groote hoeveelheid kostbaar materiaal
ontscheept, waarvan kort daarop een deel naar Ltö Saumawè werd overgebracht. Om een boorketel te vervoeren, moest o.m. een wagen van de Atjeh-tram worden omgebouwd, op geld kwam het niet aan; de leuze was: "Hurry up" tot het uiterste .... Nu staat die ketel nabij de splitsing van de trambaan te Lbö Saumawè in de sawah ergens te roesten.
    De rest van het ontscheepte materiaal (voor het debarkement en transport was een oud-petroleum-employé op Fl 1000,- 's maands geëngageerd) ondergaat aan de Koeala Langsa hetzelfde verwordingsproces, in een der ketels werd onlangs een uilennest aangetroffen, kikkers, slangen en andere dieragos vinden een zeer geschikt onderkomen in de opgestapelde boorpijpen, die langzaam maar zeker met de meest weelderige tropen-vegetatie worden overdekt.
    Intusschen is door de American (vertegenwoordiger: de Heer Colter te Lbö Saumawè) een ander geeloog geëngageerd, een erkend bekwaam man, die zijn sporen op petroleumgebied elders reeds lang heeft
verdiend, en bovendien een ernstige studie heeft gemaakt van de terreinen, waarin hier te lande olie in exploitabele hoeveelheid wordt aangetroffen. Deze geoloog heeft hier ter kuste hard gewerkt, vele
honderden kilometers in de rimboe afgesjouwd, ja, men kan zeggen, geen hoekje of gaatje ondoorzocht gelaten, doch, voor zoover bekend, nog geen enkel terrein aangetroffen, waarop hij met eenige kans op succes een exploratieboring zou durven aanbevelen.
    Wat dit gedeelte van den Archipel betreft, behoeft de Koninklijke dus voorlopig voor concurrentie van eenige betekenis niet bevreesd te zijn. En de bestuurderen der maatschappij zijn gewiekst genoeg, om er voor te zorgen, dat bij eventueele openstelling van andere landschappen voor mijnbouwkundige op sporingen in dit gewest, w.o. Peusangan en Meuraudoe, de American hun de beste beetes niet afsnoepen zal.
Voorloopig is het oliebedrijf in het Noorden van Sumatra dus nog geheel in handenvan de Koninklijke, hier vertegenwoordigd door den administrateur te Pangkalan Brandan, den Heer Dupont. Behalve over de olie, welke gewonnen wordt op de terreinen, welke deze maatschappij zelf exploiteert, n.l. te Rantau Pandjang en
in Peudawa Rajeu, beide gelegen ten Westen van de Peureula-rivier, beschikt ze over de productie van de Zuid Perlak Petroleum Mij. (dir. de gebr. Deen; vertegenwoordiger te Idi de Heer Molenaar, tijdelijk in Europa), welke maatschappij hare terreinen heeft aan den anderen oever der genoemde rivier, te Aloeër Maas (den barbaarsch Atjehschen naaim zal ik maar niet noemen). Een tiental kilometers Zuid Oostelijker
is de Centraal Perlak Petr. Cie aan het boren (directie te Soerabaja, vertegenw. te Idi de Heer Weber), doch ook deze nieuwe maatschappq heeft een contract met de Koninklijke voor den verkoop der eventueel te winnen aardolie.
    Naast deze zoogenaamde Perlakmaatschappijen bestaat nog de Langkat Bosch en Mijnbouw Mij. (vertegenwoordiger tot voor korten tijd de Heer Meijer Sr., nu een Engelschman te Tandjong Poera), welke maatschappij de zeer belangrijks productie van haar prachtig Daratveld in Langkat echter ook al weer aan de Koninklijke heeft verkocht. Deze maatschappij boort verder nog, en met groote hardnekkigheid, op een terrein in Soengei Raja, afd. Langea, te Gadjah Mati (vertegenw. de heer Schweiger aldaar), zonder dat tot nog toe evenwel eenig uitzicht bestaat op beduidend succes. Integendeel ! Reeds meermalen is er ernstfg sprake geweest van het verlaten van dit terrein. Dat men daartoe echter ongaarne zal overgaan, is begrijpelijk, daar men, na het eerste loos alarm, een spuitbron van, helaas, slechts enkele dagen, een urenlange pijpleiding aanlegde naar de kust bij Damar Toetong, aan den mond der Bajan-rivier, daar tanks en woningen bouwde en successievelijk een kostbaren transportweg naar de boringen in het leven riep. De tanks en enkele wonirgen moeten reeds door de Koninklijke zijn overgenomen.
    Olie in exploitabele hoeveelheid wordt dus momenteel op Noord Sumatra alleen gewonnen op de Perlak-velden en in Langkat, en al deie olie is ter beschikking van de Koninklijke. De olie van het Daratveld wordt met een pijpleiding naar Tandjong Poera gevoerd en daar verwerkt, de olie der Perlakvelden gaat in haar geheel naar Pangkalan Bradan. Hat olieveld van Rantau Pandjang is verreweg het belangrijkste; daar wordt alle olie, op het eigen terrein, op Aloeër Maas en in Peudawa Rajeu gewonnen, verzameld, waarna ze door een pijpleiding, dwars door de wildernis, wordt geperst naar Kosale Bireum, een riviermonding nabij Kosala Langsa, waar tankschepen de olie ontvangen en verder over zee brengen naar Pangkalan Brandan. Binnenkort echter zal gereed komen een nieuwe olieleiding van Rantau Pandjang rechtstreeks naar Pangkalan Brandan, met een tusschenstation te Sigrah, waar de arbeid der pompen in Rantau Pandjang, die de olie verwerken, wordt ondersteund. Is die dan 137 Kilometer lange pijpleiding voltooid, dan zal het transport der olie van K. Bireum naar P. Brandan over zee, natuurlijk grootendeels, zoo niet geheel kunnen vervallen.
    De bovenbedoelde, door de pijpleiding van het terrein te Rantau Pandjang geperste olie bevat in zich een groote hoeveelheid benzine, die er op een bijzondere wijze wordt ingespoten. Deze, laat ons zeggen,
suppletoire benzine, wordt gewonnen bij het persen onder hoogen druk van de uit den bodem bij Rantau Pandjang in groote hoeveelheid gewonnen gassen, die, behalve dat ze voor verlichtingsdoeleinden en plaatselijk voor verhitting worden gebruikt, door een tweede buisleiding reeds lang worden gevoerd raar Pangkalan Brandan, waar men ze benut tot verhitting van de ketels, bij de raffinage der olie in gebruik. Hierdoor is groote besparing van brandstof verkregen.
    Als gezegd, de „Koninklijke" beheerscht in deze streken nog steeds het geheele oliebedrijf, en de berichten, als zou de "Standard" hier zelfs, eenige kans hebben op succes, moeten totnogtoe onder het grootste voorbehoud worden aanvaard.
Chisel.

Bron : De Sumatra post, 11-05-1912