Nederlandsen Koloniale Petroleum Mij.
Er begint thans meer licht op te gaan omtrent de concessies der nieuwe Nederlandsche Koloniale Petroleum-Maatschappij, tot welker oprichters, zooals men weet, ook de beide directeuren der te Rotterdam gevestigde American Company behooren, die blijkens de akte van oprichting mede ten behoeve dier maatschappij hebben gecompareerd.
Aan de American Petroleum Company zijn nl. dezer dagen verschillende concessies in Ned.-Indië verleend, die in verband niet de deelname dier maatschappij in de Nederlandsche Koloniale Petroleum Maatschappij geacht mogen worden ten behoeve van laatstgenoemde te zijn verkregen.
Wegens het belang de zaak laten wij hier de ons ter hand gekomen opgaven omtrent deze aan de American Petroleum Company in Ned.-Indië verleende concessies volgen:
Bij besluit van den resident van Rembang van 14 Februari 1912 Nn. 124/13a is toegestemd, in de overdracht op de naamlooze vennootschap „American Petroleum Company" (Amerikaansche Petroleum Maatschappij) van de bij 's residents besluit van 10 October 1911 no. 787/13a verleende vergunning tot het
doen van mijnbouwkundige opsporingen aan J. Smit in een terrein, gelegen in het district Singgahan, afd. Toeban, residentie Rembang.
Bij besluit van den resident der Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo van 5 Maart 1912 no. 69/M, is toegestemd in de overdracht op de naamlooze vennootschap „American Petroleum Company" (Amerikaansche Petroleum Maatschappij), van de bij 's residents besluit van 12 Juli 1911 no. 131/M aan H. Rollinson verleende vergunning tot het doen van mijnbouwkundige opsporingen in twee terreinen gelegen in de afd. Midden-Doesoen, residentie Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo.
Bron : Algemeen Handelsblad, 14-05-1912
|