Een Stoominstallatie bestaat hoofdzakelijk uit een stoomketel met schoorsteen, stoomleidingen, stoommachine en voedingspompen, condensor met luchtpomp en koelinrichting.
In de ketel bevindt zich water dat door de warmte van het vuur in stoom wordt omgezet.
Het vuur bevindt zich onder de ketel of in de vuurgang van de ketel, zodat de warme gassen die bij de verbranding ontstaan, hun warmte kunnen afgeven aan de wanden.
Nadat de warmte is afgegeven, vervolgen de gassen, meer of minder afgekoeld, hun weg naar de schoorsteen.
Nadat de ketelwanden de warmte uit de gassen hebben opgenomen, geven zij op hun beurt de warmte aan het ketelwater af, dat dan bij voldoende verwarming in stoom overgaat.
De stoom ontstaat aan de binnenoppervlakte van de ketelplaten en stijgt door het water op naar de stoomruimte, die boven de oppervlakte van het water gevormd wordt, omdat een ketel in bedrijf nooit helemaal gevuld is.
In het midden van de ketel, op het hoogste punt, is de stoomdom geplaatst, die met de stoomruimte van de ketel in directe verbinding staat en waar de stoom via de stoomafvoerleiding de ketel verlaat.
De stoomdom zorgt er voor, dat zo veel mogelijk droge stoom in de stoomafvoerleiding komt.
Door de hoge plaatsing van de stoomdom wordt voorkomen dat er water met de stoom wordt meegesleurd, althans zo weinig mogelijk.
Als de stoom toevoerkraan opengedraaid wordt, zal de stoom zijn weg vervolgen door de stoomleiding.
De stoomleiding loopt altijd af naar een lager gelegen punt om te voorkomen dat de gevormde condens zich ophoopt in de leiding en dus met de stoom wordt meegevoerd. Bij langere leidingen plaatste men ook nog een stoomdroger.
Vervolgens kan de stoom, bij de stoommachine aangekomen, daar zijn arbeid verrichten.
Dit is een eenvoudige inleiding van de werking van een stoominstallatie.
Scheepsketels (schotse ketel)
Een bijzondere uitvoering, ijzen de ketels op schepen, vooral wat betreft de geringe plaatsruimte, die als hoofd eis moet worden gesteld.
Verder moeten zij een vlugge stoomontwikkeling waarborgen en weinig verlies geven, waneer geen stoom wordt verbruikt, b.v. als het schip een tijd in rust is.
Men onderscheidt bij scheepsketels hoofdzakelijk; cilindervormige ketels met vuurgangen en waterpijpen, waterpijpketels en bovendien nog ketels met locomotief ketelvorm, en hulpketels.
Waterpijp ketels
Waterpijp ketels, zijn ketels waarbij het ketelwater door de waterpijpen stroomt, en de hitte van het vuur om en tussen de water pijpen heen circuleert.
Ketelappendages Het toebehoren van stoomketels
Om het bedrijf van stoomketels mogelijk te maken en veilig te doen verlopen, moeten stoomketels voorzien zijn van appendages.
Men bevestigt de appendages steeds op een ingelaste stalen stomp op de ketelwand.
Voor normale appendages is het zelden nodig het gat in de ketelromp te versterken.
Het toebehoren dat volgens het stoombesluit verplicht is, bestaat uit de volgende toestellen:
1. twee veiligheidskleppen;
2. een manometer;
3. twee peilglastoestellen;
4. twee voedingtoestellen;
5. twee voeding afsluiter klepkasten;
6. de nodige spuitoestellen;
7. een hoofdstoom afsluiter;
8. een stempelplaat;
9. een alarmtoestel.
De belangrijkste appendages, dat zijn die waarvan het defect geraken direct gevaar voor de ketel veroorzaakt, moeten er tenminste twee aanwezig zijn.
Veiligheidskleppen
Volgens de wet moet elke ketel zijn voorzien van ten minste twee veiligheidskleppen.
Veiligheidskleppen met een gewicht, links op de plaat hier onder, Veerveiligheidskleppen (de twee rechts)
De veiligheidsklep heb als doel om de stoker er op attent te maken dat de stookdruk te hoog is en bovendien de toe te laten spanning overschreden is en te delen stoom te laten ontwijken.
Manometer
Om de stoomdruk te controleren in de stoomketel, wordt er een MANOMETER gebruikt.
De druk wordt in ato (atmosferen)weer gegeven.
De werkdruk wordt boven in de ketel gemeten.
In een krachtbedrijf, met zuigermachines gebruikt men gewoonlijk stoom met een druk van 10 tot 15 ato. In andere gevallen wel tot 100 ato.
Waterpeilglas (niveau meter)
Eveneens moet de water niveau worden gecontroleerd en dat doen we met een waterpeilglas er zitten boven en onder twee kraantjes.
De onderste staat in verbinding met het waterruimte en de andere kant staat ten hoogte van de top van de inwendige vuurhaardgedeelte
Natuurlijk ook tegen het stoten, daar is de bovenste foto hierboven oventuigend met een metalen omhulsel, als er per ongeluk met een metaal voorwerp gestoten wordt raak men het glas niet.
Alarmtoestellen
Signaaltoestellen dienen ervoor om op tijd te waarschuwen bijvoorbeeld: dat het water peil te laag is, of in een ander geval de stoomdruk te hoog,
Voedingsklep
Het voeden van de ketel geschiedt door middel van een automatische klep die door de druk van de voedingspomp wordt geopend en door de druk van de stoom wanneer de pomp niet werkt, wordt gesloten deze klep wordt non return klep genaamd.
Spuikranen
Spuikranen zit onderaan de ketel, en dient er voor om te veel aan water weg te laten lopen, of slip en vuil te verwijderen dat is opgevangen met het vullen, wat via voedingwater kan worden meegevoerd.
Voedingtoestellen, of ook wel Voedingspomp genaamd
Automatische ketelvoeding toestellen om de ketel van nieuw voedingwater te vorrzien, zijn vaak aparte voedingpompen, welke door stoom of electrisch, worden aangedreven.
Hoofdstoomafsluiter
Wanneer de ketel is opgewarmd en op druk begint te komen wordt de Hoofdstoom afsluiter geopen en kan er stoom afgenomen worden om de werktuigen in bewegeing te zetten.
Stempelplaat
Door de fabrikant wordt een Stempelplaat aangebracht met daarop alle gegevens van de ketel, alsmede de goedkeuring van het Stoomwezen.
|